Met een beroep op het in het Handvest van de fundamentele rechten van de Europese Unie
erkende recht van toegang van het publiek tot documenten concludeert de advocaat-
generaal, dat enkel ingeval van onoverkomelijke administratieve problemen en onder toezicht
van de rechter van het recht op gedeeltelijke toegang kan worden afgeweken
In zijn beschikking van 4 november 1997 weigerde de Raad mevrouw Hautala de toegang tot het
rapport, op grond dat dit gevoelige informatie bevatte waarvan de verspreiding afbreuk zou doen
aan de betrekkingen van de Europese Unie met derde landen. Volgens de communautaire
regelgeving inzake toegang tot documenten kan de Raad immers de toegang tot een document
weigeren ter bescherming van het algemeen belang op het gebied van de internationale
betrekkingen.
Aangezien het Gerecht van eerste aanleg van oordeel was, dat de Raad de mogelijkheid van
gedeeltelijke toegang tot de documenten moest onderzoeken, verklaarde het op 19 juli 1999 de
beschikking van de Raad nietig. Tegen dit arrest van het Gerecht is hogere voorziening ingesteld
door de Raad, die ondersteund werd door Spanje, terwijl mevrouw Hautala ondersteund werd
door Denemarken, Frankrijk, Finland en het Verenigd Koninkrijk .
Advocaat-generaal Léger neemt vandaag conclusie in deze zaak.
De advocaten-generaal hebben tot taak het Hof in volledige onafhankelijkheid een juridische oplossing te bieden voor het concrete geschil. |
De advocaat-generaal herinnert er om te beginnen aan, dat het beginsel van toegang tot
documenten zijn kracht ontleent aan zijn aard van fundamenteel recht. Het beginsel van
toegang van het publiek tot de documenten van de Raad is neergelegd in een besluit van 1993,
dat de werkwijze van de instellingen wat meer transparant wil maken. Deze wens om de
burgers zo volledig mogelijke toegang tot informatie te geven, is zijns inziens op verschillende
bijeenkomsten van de Raad van Europa opnieuw bevestigd. De Raad en de Commissie hebben
tevens een gedragscode vastgesteld en in het Verdrag van Amsterdam is het recht op toegang
tot de documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geformuleerd.
De advocaat-generaal verwijst met zoveel woorden naar het Handvest van de fundamentele
rechten van de Europese Unie, waarin sprake is van een recht op toegang tot deze
documenten. Hij ziet daarin de bekrachtiging van het transparantiebeginsel als een van de
meest doeltreffende middelen om de burgers bij de gang van zaken bij de overheid te
betrekken.
Volgens hem zijn met dit Handvest de daarin vermelde rechten verheven tot de hoogste
waarden die de lidstaten gemeen hebben. Dertien lidstaten hebben overigens aan dit beginsel
een positieve inhoud gegeven door algemene regels vast te stellen, volgens welke het publiek
recht heeft op toegang tot documenten in bezit van de overheid.
De advocaat-generaal komt terug op het begrip document. Volgens hem doelt het recht op
toegang op de inhoud en niet op de materiële vorm daarvan: het gaat immers om de toegang
tot de in de documenten zelf vervatte informatie.
Hoewel hij van mening is, dat bepaalde eisen de beperking van het recht op toegang kunnen
rechtvaardigen, onder meer op het gebied van nationale defensie, acht hij het noodzakelijk te
controleren, dat deze beperkingen van een fundamenteel beginsel (die altijd eng moeten
worden uitgelegd) evenredig blijven aan het nagestreefde doel (bescherming van het algemeen
belang).
In dit verband is hij van mening, dat de weigering van de Raad om de mogelijkheid van een
gedeeltelijke toegang tot de documenten te onderzoeken, kennelijk in strijd is met het
evenredigheidsbeginsel. Deze praktijk van "alles of niets" staat zijns inziens op gespannen
voet met de aard van fundamenteel recht, die aan het recht op toegang tot documenten
moet worden toegekend. De werkoverlast die voor de Raad zou ontstaan, wanneer hij moet
aangeven welke informatie in een document voor verspreiding in aanmerking komt,
rechtvaardigt in beginsel niet, dat de burgers een recht op gedeeltelijke toegang tot de
informatie wordt ontzegd.
De advocaat-generaal voegt eraan toe, dat de wijd verbreide toepassing van dit recht in talrijke
lidstaten over het algemeen geen onoverkomelijke problemen oplevert.
De advocaat-generaal geeft bijgevolg in overweging, dat een recht op gedeeltelijke toegang tot documenten wordt erkend. Hij stelt voor, dat van het recht op gedeeltelijke toegang enkel kan worden afgeweken, wanneer sprake is van een onoverkomelijke administratieve belasting die de afwijking rechtvaardigt, en de toepassing daarvan door de rechter kan worden getoetst.
|