Afdeling Pers en Voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ N° 43/01


20 september 2001

Conclusie in zaak C-1/00

Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Franse Republiek


ADVOCAAT-GENERAAL JEAN MISCHO SPREEKT ZICH UIT OVER OPHEFFING VAN HET EMBARGO OP BRITS VLEES

Daar Frankrijk heeft verzuimd de wettigheid te betwisten van de beschikking van de Commissie tot opheffing van het embargo op rundvlees en runderproducten uit het Verenigd Koninkrijk, was het volgens de advocaat-generaal voor Frankrijk niet meer mogelijk de beschikking van de Commissie van 23 juli 1999 niet ten uitvoer te leggen door op zijn grondgebied geen rundvlees toe te laten dat onder een aan een datum gerelateerde uitvoerregeling viel en rechtstreeks uit het Verenigd-Koninkrijk afkomstig was.
Daarentegen is volgens de advocaat-generaal wel de weigering om het embargo op indirecte invoer op te heffen gerechtvaardigd, nu een volledige communautaire regeling inzake traceerbaarheid en etikettering ontbreekt.


Vanaf 1990 zijn communautaire maatregelen getroffen ter bestrijding van boviene spongiforme encefalopathie (BSE), welke zijn geïnspireerd door het voorzorgsbeginsel.

Zo werd bij een beschikking van de Commissie van 27 maart 1996 verboden om levende runderen, rundvlees en van runderen verkregen producten vanuit het Verenigd Koninkrijk naar andere lidstaten en naar derde landen uit te voeren. Sindsdien is die beschikking een aantal malen aangepast aan de voortgang van het wetenschappelijk onderzoek naar BSE.

Zo is het in 1996 ingevoerde volledige embargo op producten van de Britse runderteelt met ingang van 1 juni 1998 onder zeer strikte voorwaarden (de traceerbaarheid van de producten tot aan het dier, het moederdier en de kudde van herkomst; de leeftijd van het dier) opgeheven voor vlees en vleesproducten afkomstig van runderen die in Noord-Ierland in het kader van een regeling betreffende voor uitvoer erkende beslagen geslacht waren (Export Certified Herds Scheme - ECHS-).

Bij een beschikking van 25 november 1998 heeft de Commissie de aan een datum gerelateerde uitvoerregeling (Date-Based Export Scheme -DBES-) vastgesteld, teneinde de hervatting mogelijk te maken van de uitvoer vanuit het Verenigd Koninkrijk van vlees en vleesproducten afkomstig van na 1 augustus 1996 geboren runderen.

Op 23 juli 1999 heeft de Commissie de datum waarop de uitvoer van na 1 augustus 1996 geboren dieren hervat kon worden, vastgesteld op 1 augustus 1999.

Daar de Franse Republiek weigert die beschikking ten uitvoer te leggen, verzoekt de Commissie het Hof vast te stellen, dat Frankrijk niet aan zijn communautaire verplichtingen heeft voldaan.

Advocaat-generaal Jean Mischo neemt vandaag zijn conclusie in deze zaak.


Text Box

De mening van de advocaat-generaal is niet bindend voor het Hof. De advocaten-generaal hebben tot taak, het Hof in volkomen onafhankelijkheid een juridische oplossing voor te stellen voor de zaak waarmee zij zijn belast.

De advocaat-generaal herinnert om te beginnen aan de rechtspraak van het Hof, volgens welke een lidstaat zich als verweer voor de niet-toepassing van een communautaire handeling niet kan beroepen op de vermeende onwettigheid ervan. Frankrijk had het Hof op het juiste ogenblik immers kunnen verzoeken, de beschikking om de uitvoer te hervatten nietig te verklaren. Toen het ogenblik daar was heeft de Franse regering echter noch de DBES-regeling betwist, noch beroep ingesteld tegen de beschikking van de Commissie van 23 juli 1999.

De advocaat-generaal merkt op dat het niet zo is dat Frankrijk geen serieus argument zou hebben gehad om de datum van hervatting van de uitvoer te betwisten, gezien de in 1998 vastgestelde communautaire vereisten. In november 1999 was de Commissie immers nog steeds niet door alle lidstaten op de hoogte gesteld van hun keuze met betrekking tot het specifieke merkteken, zodat geen sprake was van een perfecte traceerbaarheid en een adequate etikettering.

Overigens geeft de advocaat-generaal de Commissie gelijk wanneer zij stelt dat een lidstaat zich niet achter een nationale wetenschappelijke instantie (in casu het Agence française de sécurité sanitaire des aliments -AFSSA-) kan verschuilen om zich te verzetten tegen een beschikking van de Commissie, die zelf gebaseerd is op een wetenschappelijk advies van een communautaire instantie (het Comité scientifique directeur) die de bezwaren van de nationale instantie heeft onderzocht en ongegrond heeft geacht.

Daar de wettigheid van de beschikking van de Commissie volgens de advocaat-generaal dus niet kan worden betwist, onderzoekt hij de door Frankrijk aangevoerde argumenten betreffende de mogelijkheid om bij het ontbreken van een volledige communautaire harmonisatie een beroep te doen op de uitzonderingsregeling, op grond waarvan een lidstaat zich tegen het vrije verkeer van goederen kan verzetten. Hij komt tot de conclusie dat weliswaar de beginselen van traceerbaarheid en etikettering golden, doch de ter bestrijding van BSE ingevoerde regeling geen regels gaf die andere lidstaten dan het Verenigd Koninkrijk moesten vaststellen.

In die omstandigheden is de advocaat-generaal van mening, dat er in 1999 geen volledige harmonisatie was, al was het alleen maar omdat pas in 2001 een verordening is vastgesteld met vanaf 1 juli 2001 geldende voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën, en er krachtens het EG-Verdrag dus ruimte was voor nationale maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid.

De advocaat-generaal onderzoekt dan ook, of de Franse houding gerechtvaardigd werd door de bescherming van de volksgezondheid en geen discriminatie van Brits rundvlees opleverde.

Ten aanzien van rechtstreeks uit het Verenigd-Koninkrijk afkomstige runderproducten die aan de strenge voorschriften van de DBES-regeling voldoen is hij van mening, dat de Franse regering zich niet kon verzetten tegen de opheffing van het embargo en dat het alleen van haar afhing om nationale maatregelen te treffen om de traceerbaarheid en de etikettering vanaf de grens met het Verenigd Koninkrijk tot aan het stadium van de verkoop aan de eindverbruiker te handhaven.

De weigering om het embargo op te heffen lijkt echter een adequate maatregel voor de indirecte invoer (invoer van runderproducten uit het Verenigd Koninkrijk via een andere lidstaat): de Franse autoriteiten kunnen immers onmogelijk de traceerbaarheid herstellen eneventueel een besmette partij terugroepen, indien als gevolg van het feit dat de betrokken producten de markt van een andere lidstaat passeren, een breuk optreedt in de procedure van traceerbaarheid, die door de communautaire beschikking wordt verzekerd totdat de producten het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk verlaten.


Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het
Hof van Justitie niet bindt.
Deze persmededeling is beschikbaar in alle talen.

De volledige tekst van het arrest is te vinden op de
internetpagina van het Hof
www.curia.eu.int . heden vanaf ongeveer 15.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders
tel (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656