Afdeling Pers en Voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ N° 56/01

8 november 2001

Arrest van het Hof van Justitie in zaak C-338/98

Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Koninkrijk der Nederlanden

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN WORDT VEROORDEELD WEGENS NIET-NAKOMING


De Nederlandse regeling op grond waarvan een zeker bedrag van de kostenvergoeding die de werkgever zijn werknemers voor het gebruik van hun privé-auto voor beroepsdoeleinden betaalt, voor BTW-aftrek in aanmerking komt, strookt niet met de Zesde BTW-richtlijn.

De gemeenschapsregeling inzake omzetbelasting (de Zesde BTW-richtlijn van 1977) bepaalt, wie BTW-plichtig is en wanneer recht op aftrek van deze belasting bestaat.

Zo kan geen BTW worden geheven op de beloning van loontrekkenden die met hun werkgever een juridische band (arbeidsovereenkomst) hebben.

Daarentegen kan een onderneming BTW aftrekken, wanneer de door een andere belastingplichtige geleverde goederen of verrichte diensten zijn gebruikt voor belaste handelingen.

Tenslotte geldt als algemene regel, dat aftrek slechts mogelijk is na overlegging van een factuur.

Op grond van besluiten van 1968 en 1997 mag een onderneming in Nederland een bepaald percentage van de vergoeding die zij een werknemer betaalt voor het gebruik van een privé-auto voor bedrijfsdoeleinden, van de door haar verschuldigde BTW aftrekken. Deze vergoeding behoort formeel niet tot het loon in de zin van de Nederlandse belastingwetgeving. Het percentage van deze vergoeding dat mag worden afgetrokken van de door de onderneming verschuldigde BTW, komt overeen met het gewogen gemiddelde van de BTW die wordt geacht te rusten op de verschillende kosten die de werknemer voor hetgebruik van zijn voertuig moet maken (aanschaf, brandstof, kosten van onderhoud en reparaties).

De Commissie is van mening dat deze regeling in strijd is met de Zesde BTW-richtlijn. Zij heeft het Hof derhalve verzocht om Nederland te veroordelen wegens niet-inachtneming van het gemeenschapsrecht (niet-nakoming).

Het Hof wijst er om te beginnen op, dat de lidstaten geen enkele beoordelingsmarge hebben ten aanzien van de omvang van het recht op aftrek; dit recht geldt uitsluitend voor de BTW die is betaald over goederen die zijn geleverd aan en diensten die zijn verricht ten behoeve van een belastingplichtige door een andere belastingplichtige.

Evenwel kan een werknemer die voor zijn werkgever handelt, niet de hoedanigheid van belastingplichtige hebben, ook niet wanneer hij zijn privé-auto voor bedrijfsdoeleinden gebruikt.

Overigens vormt het enkele gebruik door een werknemer van zijn eigen voertuig in het kader van de activiteiten van zijn werkgever geen levering van dat voertuig of van de verbruikte brandstof aan de werkgever, die als enige BTW-plichtig is. De werkgever vergoedt zijn werknemer in zekere zin afschrijvings- en brandstofkosten van diens voertuig.

Het Hof beklemtoont voorts, dat geen factuur wordt uitgereikt, ofschoon dit een formeel vereiste is om gebruik te kunnen maken van het recht op aftrek. Het voegt hieraan toe, dat aangezien geen sprake is van een levering tussen belastingplichtigen, de uitreiking van een factuur hoe dan ook niet zou kunnen bewerkstelligen dat de Nederlandse regeling verenigbaar is met het gemeenschapsrecht. Ook wijst het Hof op de forfaitaire en approximatieve wijze waarop de in de Nederlandse wetgeving opgenomen aftrekregeling ten uitvoer wordt gelegd.

Het Hof erkent tenslotte dat het doel van neutraliteit van de belasting in dergelijke omstandigheden ongetwijfeld niet volledig wordt bereikt, omdat de onderneming de BTW die begrepen is in de kostenvergoeding die aan de werknemer wordt betaald, niet mag aftrekken ofschoon de betrokken uitgaven zijn gedaan ten behoeve van de economische activiteit van de werkgever als belastingplichtige.

Het is volgens het Hof echter een taak van de gemeenschapswetgever om de toepassingsmodaliteiten van een eventueel recht op aftrek vast te stellen. Bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht ontbreekt een dergelijk recht in omstandigheden als de onderhavige.


Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.
Deze persmededeling is beschikbaar in het Duits, het Engels, het Frans, het Italiaans en het Nederlands.

De volledige tekst van het arrest is te vinden op de
internetpagina van het Hof
www.curia.eu.int . heden vanaf ongeveer 15.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders
tel (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656