Bij een beschikking van 27 maart 1996 verbood de Commissie de uitvoer van vlees en
vleesproducten afkomstig van in het Verenigd Koninkrijk geslachte runderen naar andere
lidstaten en naar derde landen.
In maart 1998 hief de Raad onder strenge voorwaarden het embargo op voor bepaalde
vleessoorten en vleesproducten afkomstig van in Noord-Ierland geslachte runderen.
Bij een beschikking van 25 november 1998 legde de Commissie het beginsel vast van
toestemming voor de verzending van producten van runderen in het kader van een aan een
datum gerelateerde uitvoerregeling (Date-Based Export Scheme-DBES). Krachtens die
beschikking legde de Commissie bij haar beschikking van 23 juli 1999 vast, dat vanaf
1 augustus 1999 mocht worden begonnen met de verzending van rundvleesproducten
vanuit het Verenigd Koninkrijk.
Nadat zij het advies van het AFFSA (Agence Française de Sécurité Sanitaire des Aliments)
hadden ingewonnen, stelden de Franse autoriteiten zich op het standpunt, dat het risico van
besmetting van runderen via andere dan de twee reeds bekende wegen, namelijk via de
voeding en via de moeder, niet kon worden uitgesloten.
Onder die omstandigheden en niettegenstaande een advies van het Comité scientifique
directeur, waaraan de Commissie om advies had gevraagd, heeft Frankrijk zijn embargo niet
opgeheven.
De Commissie heeft daarop het Hof op 4 januari 2000 verzocht vast te stellen dat Frankrijk,
door de beschikking van de Commissie niet toe te passen, zijn communautaire verplichtingen
niet was nagekomen.
De Commissie wordt gesteund door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-
Ierland.
De terechtzitting in deze zaak zal op dinsdag 19 juni 2001 voor het Hof in volle samenstelling
plaatsvinden.
Als bijlage vindt u een document waarin een korte samenvatting wordt gegeven van de
belangrijkste BSE-zaken die voor het Hof zijn behandeld.
Belangrijkste reeds behandelde en aanhangige BSE-zaken
Zaak C-365/99: aanhangig
Portugal tegen Commissie (C-365/99)
Verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking 99/517/EG van de Commissie van
28 juli 1999 houdende wijziging van beschikking 98/653/EG inzake spoedmaatregelen die
noodzakelijk zijn geworden wegens het voorkomen van boviene spongiforme encefalopathie
in Portugal (verlenging, van 1 augustus 1999 tot 1 februari 2000, van de uitvoerbeperkingen
van producten afkomstig van in Portugal geslachte runderen).
Zaak C-428/99: aanhangig
H. van den Bor BV tegen Voedselvoorzieningsin- en verkoopbureau
Verzoek om een prejudiciële beslissing. Bevoegdheid van een lidstaat om in afwachting van
een communautaire regeling ter zake in een schadevergoeding te voorzien voor het slachten
van uit het Verenigd Koninkrijk afkomstige kalveren.
Zaak C-507/99: aanhangig
Denkavit Nederland BV tegen Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en
Voedselvoorzieningsin- en verkoopbureau
Verzoek om een prejudiciële beslissing. Communautaire rechtsgrondslag al dan niet vereist
voor nationaal besluit volgens hetwelk uit het Verenigd Koninkrijk afkomstige kalveren
moesten worden gedood, waarvan de aankoop (met het oog op de vernietiging) door de
nationale autoriteiten was toegestaan bij verordening (EG) nr. 717/96 van de Commissie van
19 april 1996 houdende vaststelling van buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de
rundvleesmarkt in België, Frankrijk en Nederland.
Zaak C-514/99: beroep op 21 juni 1999 door het Hof niet-ontvankelijk verklaard
Franse Republiek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
Verzoek tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie houdende weigering om
beschikking 99/514/EG te wijzigen of in te trekken.
Het beroep was gericht tegen een impliciete weigering die was gebleken uit een verklaring
van het lid van de Commissie Byrne van 29 oktober 1999.
Het Hof oordeelde, dat een dergelijke verklaring geen standpuntbepaling van de Commissie
vormde en derhalve geen uiting kon geven aan een weigering van de Commissie om haar
vroegere standpunt te wijzigen.
De Commissie was vooraf overigens niet expliciet gevraagd om haar beschikking 1999/514 te
wijzigen, maar was slechts op de hoogte gesteld van zogenoemde nieuwe gegevens die de in
aanmerking genomen feitelijk en juridische context konden wijzigen.
Het Hof preciseerde, dat indien Frankrijk van mening was dat die mededeling voor de
Commissie de verplichting inhield om een nieuwe beschikking te geven, het de procedure
wegens nalaten van het Verdrag (artikel 232 EG) moest volgen.
Zaken C-157/96 en C-180/96: op 5 mei 1998 bevestigt het Hof de geldigheid van de
spoedmaatregelen die de Commissie tegen BSE heeft genomen (beschikking 96/239 van
27 maart 1996)
The Queen tegen Ministry of Agriculture, Fisheries and Food, ex parte National Farmers'
Union e.a.
Verenigd Koninkrijk tegen Commissie
Het Hof oordeelde, dat de Commissie dit soort maatregelen mocht treffen, aangezien de
betrokken richtlijnen haar de mogelijkheid bieden snel in te grijpen om de uitbreiding van een
ziekte onder de dieren of een aantasting van de menselijke gezondheid te voorkomen. Geen
enkel element van het dossier rechtvaardigde de conclusie dat het uitsluitende of
doorslaggevende doel van de Commissie het geruststellen van de consumenten of het
ondersteunen van de rundvleessector (economische aard) was in plaats van het beschermen
van de gezondheid; er was daarom geen sprake van misbruik van bevoegdheid.
Ten slotte oordeelde het Hof, dat bij onzekerheid omtrent het bestaan en de omvang van
risico's voor de menselijke gezondheid de instellingen beschermende maatregelen moeten
kunnen nemen, zonder te hoeven wachten totdat de realiteit en de ernst van deze risico's
volledig zijn aangetoond. Voor het Hof heeft de Commissie op adequate wijze gereageerd
door in afwachting van uitvoeriger wetenschappelijke informatie een volledig verbod op de
export van runderen, rundvlees en afgeleide producten uit te vaardigen.
Zaak C-477/98: op 5 december 2000 oordeelt het Hof, dat het Verenigd Koninkrijk de
invoer van runderkoppen uit andere lidstaten kon verbieden
Eurostock Meat Marketing Ltd en Department of Agriculture for Northern Ireland
Het Hof oordeelde, dat deze conservatoire maatregel gelet op de risico's van dit materiaal in
verband met BSE, in afwachting van de toepassing van een beschikking van de Commissie
waarbij het gebruik verboden wordt, gerechtvaardigd was.
Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders
tel (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656.
Er zal een perskamer met kantoorapparatuur worden ingericht
Wij vragen uw aandacht voor het volgende:
* tijdens de zitting is het gebruik van mobiele telefoons of andere hoorbare
elektronische apparaten verboden;
* het publiek wordt verzocht rustig te blijven zitten tot het eind van de voorlezing van
de uitspraak;
* het maken van foto's/filmopnamen is slechts toegestaan aan het begin van de zitting
(plaatsnemen van de president en partijen, voorlezen van het arrest en de conclusie);
* het gebruik van flitslampen, schijnwerpers e.d. is niet toegestaan;
* bij zeer grote belangstelling van fotografen en cameralieden kan de
Voorlichtingsdienst een "pool" vormen;
* fotografen en cameralieden mogen zich voor het maken van opnamen niet door de
zittingzaal verplaatsen;
* de pers wordt verzocht gebruik te maken van de ingang van het gebouw Thomas More, Boulevard Konrad Adenauer.
VOOR DE PERS
Accreditatie, vóór 18 juni 2001 te zenden aan
fax (+352) 4303 3656
Informatie: Zaïra Penders, tel.: 00 352 4303 3127
Naam: |
|
Organisatie: |
|
Te bereiken onder nummer: (Tel) |
(Fax) |
Aard van het persorgaan: |
|
Aantal personen: | |
Vraagt toestemming foto's te maken (doorhalen wat niet wordt gewenst): ja nee |
|
Vraagt toestemming filmopnamen te maken (doorhalen wat niet wordt gewenst): ja nee |
Behoudens bericht van het tegendeel, kunt u ervan uitgaan, dat uw aanvraag is geaccepteerd.