Afdeling Pers en Voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ n° 02/02

15 januari 2002

Arrest van het Hof in zaak C-55/00


Elide Gottardo tegen Istituto Nazionale Previdenza Sociale (INPS)

VOORDELEN DIE UIT EEN BILATERALE OVEREENKOMST TUSSEN EEN LIDSTAAT EN EEN DERDE STAAT VOORTVLOEIEN, MOETEN IN PRINCIPE OOK WORDEN TOEGEKEND AAN WERKNEMERS VAN ANDERE LIDSTATEN DIE GEEN PARTIJ BIJ DE OVEREENKOMST ZIJN.

Zo kan een burger van Franse nationaliteit voor de berekening van het ouderdomspensioen zijn in Zwitserland verkregen pensioenrechten doen gelden bij de Italiaanse autoriteiten, ook al is Frankrijk geen partij bij de Italiaans-Zwitserse overeenkomst.


Mevrouw Gottardo, Italiaanse van geboorte, deed na haar huwelijk met een Fransman afstand van haar nationaliteit ten gunste van de Franse nationaliteit. Zij werkte als leerkracht in Italië, Zwitserland en Frankrijk en betaalde in deze drie landen socialezekerheidsbijdragen (respectievelijk 100, 252 en 429 wekelijkse bijdragen). Zij ontvangt een Zwitsers en een Frans ouderdomspensioen.

Haar wens om in Italië een ouderdomspensioen te krijgen maakte evenwel geen kans, want - zelfs al werden de in Frankrijk vervulde verzekeringstijdvakken door de Italiaanse autoriteiten in aanmerking genomen - de samentelling van de Italiaanse en de Franse tijdvakken volstond niet om de door de Italiaanse wet vereiste minimumduur te bereiken. Zij zou recht hebben gehad op het Italiaanse ouderdomspensioen indien ook de Zwitserse bijdragen werden meegerekend bij de berekening van haar totale bijdragen, krachtens het samentellingsbeginsel dat in de Italiaans-Zwitserse overeenkomst inzake sociale zekerheid van 1962 wordt toegepast.

Zij diende in 1996 in Italië een aanvraag in, die echter door het INPS werd verworpen, om de enkele reden dat zij Franse onderdaan is en de Italiaans-Zwitserse overeenkomst dus niet op haar van toepassing is.

Mevrouw Gottardo legde de zaak dan voor aan het Tribunale ordinario di Roma, waar zij aanvoerde dat aangezien zij onderdaan van een lidstaat is, het INPS haar het pensioenrecht onder dezelfde voorwaarden als voor de eigen onderdanen moest toekennen.

Volgens het Hof gaat het dus om een verschil in behandeling op grond van de nationaliteit. Het wijst er bovendien op dat de lidstaten bij de uitvoering van de verbintenissen die zij krachtens internationale overeenkomsten zijn aangegaan, hun gemeenschapsrechtelijke verplichtingen moeten nakomen.

Wanneer een lidstaat dus met een derde staat een internationale bilaterale overeenkomst inzake sociale zekerheid sluit, op grond waarvan de in het derde land vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking worden genomen voor de toekenning van het recht op ouderdomsuitkeringen, moet deze lidstaat overeenkomstig het fundamentele beginsel van gelijke behandeling de onderdanen van de andere lidstaten die geen partij bij de overeenkomst zijn, dezelfde voordelen toekennen die zijn eigen onderdanen krachtens de overeenkomst genieten. De overeenkomstsluitende lidstaat kan zijn weigering evenwel objectief motiveren.

Volgens het Hof kan een eventuele verhoging van de financiële lasten en van de administratieve moeilijkheden de niet-naleving van de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen niet rechtvaardigen.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het
Hof van Justitie niet bindt.

Deze persmededeling is beschikbaar in alle talen.

De volledige tekst van het arrest is te vinden op de
internetpagina van het Hof www.curia.eu.int  heden vanaf ongeveer 15.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders
tel (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656