EEN LIDSTAAT KAN EEN IN EEN ANDERE LIDSTAAT GEVESTIGDE BOUWONDERNEMING
DIE WERKNEMERS TER BESCHIKKING STELT, VERPLICHTEN EEN MINIMUMLOONREGELING
TOE TE PASSEN INDIEN DEZE GUNSTIG IS VOOR DE TER BESCHIKKING GESTELDE WERKNEMERS.
Het Hof van Justitie doet uitspraak over de toepasselijkheid van de Duitse
minimumloonregeling voor werknemers van de bouwnijverheid op een in Portugal
gevestigde werkgever die in 1997 werknemers ter beschikking heeft gesteld
in Duitsland.
De sociale partners in de Duitse bouwsector hebben een collectieve arbeidsovereenkomst
gesloten waarbij op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland een minimumloon
in de bouwsector is ingevoerd. Deze overeenkomst is per 1 januari 1997
algemeen verbindend verklaard.
Volgens het Duitse cao-recht kunnen de sociale partners op verschillende niveaus,
zowel op federaal niveau als op dat van de onderneming, collectieve arbeidsovereenkomsten
sluiten. Hierbij hebben ondernemings-cao's in beginsel voorrang op bedrijfstak-cao's.
De onderneming Portugaia is gevestigd in Portugal. Tussen maart en juli 1997
verrichtte zij ruwbouwwerkzaamheden te Tauberbischofsheim (Duitsland), voor
welke werkzaamheden zij verschillende werknemers ter beschikking stelde.
In maart en in mei 1997 controleerde het arbeidsbureau van Tauberbischofsheim
de arbeidsvoorwaarden op dit bouwterrein. Op basis van de door Portugaia overgelegde
stukken stelde het vast, dat deze laatste de gecontroleerde werknemers een loon
betaalde dat beneden het krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde
minimumloon lag. Het bureau gelastte dus betaling van het saldo, dat wil zeggen
het verschil tussen het verschuldigde en hetdaadwerkelijk betaalde uurloon,
vermenigvuldigd met het totale aantal arbeidsuren, ten bedrage van 138 018,52 DEM.
Het Amtsgericht Tauberbischofsheim, waar Portugaia bezwaar indiende tegen
het bevel tot betaling van dit bedrag, vraagt het Hof van Justitie van de EG
of de Duitse regeling verenigbaar is met het gemeenschapsrecht, in het bijzonder
met de vrijheid van dienstverrichting.
Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verwijst eerst naar zijn
rechtspraak volgens welke het gemeenschapsrecht zich er in beginsel niet
tegen verzet, dat een lidstaat een in een andere lidstaat gevestigde onderneming
die op het grondgebied van de eerste lidstaat een dienst verricht, ertoe
verplicht haar werknemers het door de nationale regeling van deze staat
voorgeschreven minimumloon te betalen.
Alvorens de voorschriften inzake het minimumloon toe te passen, dienen de
nationale autoriteiten of in voorkomend geval de rechterlijke instanties van
de ontvangende lidstaat uit te maken, of daarmee inderdaad en met de geschikte
middelen een doel van algemeen belang wordt nagestreefd, namelijk de
bescherming der werknemers.
Maatregelen die de vrijheid van dienstverrichting beperken, kunnen niet worden
gerechtvaardigd door economische doeleinden, zoals de bescherming van de nationale
ondernemingen.
Het staat dus aan de nationale rechter om na te gaan of de in het hoofdgeding
aan de orde zijnde regeling objectief gezien de bescherming van de ter beschikking
gestelde werknemers waarborgt.
Het Hof bevestigt het onlangs in zijn arrest Finalarte van 25 oktober
2001 (zie persbericht nr. 52/01) ingenomen standpunt, dat moet worden nagegaan
of die regeling voor de betrokken werknemers een reëel voordeel inhoudt
dat in aanzienlijke mate bijdraagt tot hun sociale bescherming.
Aangaande de afwijkingsmogelijkheid waarin de Duitse wetgeving voorziet merkt
het Hof op, dat de omstandigheid dat een nationale werkgever door het sluiten
van een ondernemings-cao een lager loon kan betalen dan het in een algemeen
verbindend verklaarde cao vastgestelde minimumloon, terwijl een in een andere
lidstaat gevestigde werkgever dit niet kan doen, een niet gerechtvaardigde beperking
van de vrijheid van dienstverrichting vormt.
N.B.
De omzetting van de gemeenschapsrichtlijn betreffende de terbeschikkingstelling
van werknemers met het oog op het verrichten van diensten moest plaatsvinden
vóór 16 december 1999. De bepalingen van deze richtlijn zijn
dus irrelevant voor de onderhavige feiten, die betrekking hebben op het jaar
1997.
Beschikbare talen: Duits, Engels, Frans, Italiaans, Nederlands, Portugees,
Zweeds De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina
van het Hof Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders |