Afdeling Pers en Voorlichting

PERSBERICHT N° 05/02

24 januari 2002

Arrest van het Hof in zaak C-164/99


Portugaia Construções Lda

EEN LIDSTAAT KAN EEN IN EEN ANDERE LIDSTAAT GEVESTIGDE BOUWONDERNEMING DIE WERKNEMERS TER BESCHIKKING STELT, VERPLICHTEN EEN MINIMUMLOONREGELING TOE TE PASSEN INDIEN DEZE GUNSTIG IS VOOR DE TER BESCHIKKING GESTELDE WERKNEMERS.

Het Hof van Justitie doet uitspraak over de toepasselijkheid van de Duitse minimumloonregeling voor werknemers van de bouwnijverheid op een in Portugal gevestigde werkgever die in 1997 werknemers ter beschikking heeft gesteld in Duitsland.

Volgens de Duitse wet op de terbeschikkingstelling van werknemers zijn de rechtsnormen van een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst voor de bouwnijverheid eveneens van toepassing op een arbeidsverhouding tussen een in het buitenland gevestigde werkgever en diens binnen de territoriale werkingssfeer van deze overeenkomst tewerkgestelde werknemer, wanneer en voorzover de collectieve arbeidsovereenkomst voorziet in een gelijk minimumloon voor alle onder haar werkingssfeer vallende werknemers. Schending van deze bepalingen vormt een strafbaar feit.

De sociale partners in de Duitse bouwsector hebben een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten waarbij op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland een minimumloon in de bouwsector is ingevoerd. Deze overeenkomst is per 1 januari 1997 algemeen verbindend verklaard.

Volgens het Duitse cao-recht kunnen de sociale partners op verschillende niveaus, zowel op federaal niveau als op dat van de onderneming, collectieve arbeidsovereenkomsten sluiten. Hierbij hebben ondernemings-cao's in beginsel voorrang op bedrijfstak-cao's.

De onderneming Portugaia is gevestigd in Portugal. Tussen maart en juli 1997 verrichtte zij ruwbouwwerkzaamheden te Tauberbischofsheim (Duitsland), voor welke werkzaamheden zij verschillende werknemers ter beschikking stelde.

In maart en in mei 1997 controleerde het arbeidsbureau van Tauberbischofsheim de arbeidsvoorwaarden op dit bouwterrein. Op basis van de door Portugaia overgelegde stukken stelde het vast, dat deze laatste de gecontroleerde werknemers een loon betaalde dat beneden het krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde minimumloon lag. Het bureau gelastte dus betaling van het saldo, dat wil zeggen het verschil tussen het verschuldigde en hetdaadwerkelijk betaalde uurloon, vermenigvuldigd met het totale aantal arbeidsuren, ten bedrage van 138 018,52 DEM.

Het Amtsgericht Tauberbischofsheim, waar Portugaia bezwaar indiende tegen het bevel tot betaling van dit bedrag, vraagt het Hof van Justitie van de EG of de Duitse regeling verenigbaar is met het gemeenschapsrecht, in het bijzonder met de vrijheid van dienstverrichting.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verwijst eerst naar zijn rechtspraak volgens welke het gemeenschapsrecht zich er in beginsel niet tegen verzet, dat een lidstaat een in een andere lidstaat gevestigde onderneming die op het grondgebied van de eerste lidstaat een dienst verricht, ertoe verplicht haar werknemers het door de nationale regeling van deze staat voorgeschreven minimumloon te betalen.

Alvorens de voorschriften inzake het minimumloon toe te passen, dienen de nationale autoriteiten of in voorkomend geval de rechterlijke instanties van de ontvangende lidstaat uit te maken, of daarmee inderdaad en met de geschikte middelen een doel van algemeen belang wordt nagestreefd, namelijk de bescherming der werknemers.

Maatregelen die de vrijheid van dienstverrichting beperken, kunnen niet worden gerechtvaardigd door economische doeleinden, zoals de bescherming van de nationale ondernemingen.

Het staat dus aan de nationale rechter om na te gaan of de in het hoofdgeding aan de orde zijnde regeling objectief gezien de bescherming van de ter beschikking gestelde werknemers waarborgt.

Het Hof bevestigt het onlangs in zijn arrest Finalarte van 25 oktober 2001 (zie persbericht nr. 52/01) ingenomen standpunt, dat moet worden nagegaan of die regeling voor de betrokken werknemers een reëel voordeel inhoudt dat in aanzienlijke mate bijdraagt tot hun sociale bescherming.

Aangaande de afwijkingsmogelijkheid waarin de Duitse wetgeving voorziet merkt het Hof op, dat de omstandigheid dat een nationale werkgever door het sluiten van een ondernemings-cao een lager loon kan betalen dan het in een algemeen verbindend verklaarde cao vastgestelde minimumloon, terwijl een in een andere lidstaat gevestigde werkgever dit niet kan doen, een niet gerechtvaardigde beperking van de vrijheid van dienstverrichting vormt.

N.B.
De omzetting van de gemeenschapsrichtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten moest plaatsvinden vóór 16 december 1999. De bepalingen van deze richtlijn zijn dus irrelevant voor de onderhavige feiten, die betrekking hebben op het jaar 1997.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.

Beschikbare talen: Duits, Engels, Frans, Italiaans, Nederlands, Portugees, Zweeds

De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina van het Hof
www.curia.eu.int .
heden vanaf ongeveer 15.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders
tel (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656