Hij wordt ervan verdacht, van oktober 1993 tot mei 1999 cliënten in België
te hebben geworven en bezocht om beleggingen van gelden in deposito's of andere
roerende waarden bij zijn werkgevers aan te prijzen. In het kader van deze activiteiten
haalde hij gelden bij Belgische cliënten op en bracht hij deze over naar
het Groothertogdom Luxemburg. Ook nam hij voor Belgische cliënten coupons
van roerende waarden naar het Groothertogdom Luxemburg mee om de uit deze coupons
verkregen inkomsten bij zijn werkgever te plaatsen.
Tegen Der Weduwe loopt thans in België een gerechtelijk onderzoek. Met
een beroep op het Luxemburgse bankgeheim weigert hij evenwel de door de onderzoeksrechter
bij de Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout gestelde vragen te beantwoorden.
Anders dan naar Belgisch recht zijn in de bank- en financiële sector
werkzame personen naar Luxemburgs recht immers door het beroepsgeheim gebonden.
De onderzoeksrechter wenst van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
te vernemen of de Belgische wetgeving inzake het getuigenverhoor en
de Luxemburgse wetgeving inzake het bankgeheim verenigbaar zijn met
het beginsel van de vrije dienstverlening.
De advocaat-generaal is van mening dat, wanneer de nationale rechter vragen
stelt over de verenigbaarheid van de wetgeving van een andere lidstaat met
het gemeenschapsrecht, het Hof zich ervan dient te vergewissen of de verwijzende
rechter het nationale recht getrouw en volledig heeft weergegeven. In dit soort
prejudiciële procedure heeft de verwijzende rechter immers zelden een rechtstreekse
en omvangrijke kennis van het op het geding toepasselijke nationale recht.
De conclusies van de advocaten-generaal
binden het Hof niet. De advocaten-generaal hebben tot taak, het Hof in volkomen
onafhankelijkheid een juridische oplossing voor het concrete geschil voor
te stellen.
Uit de stukken blijkt dat het uitgangspunt waarop de prejudiciële
vragen van de onderzoeksrechter zijn gebaseerd, door Luxemburg zeer ernstig
wordt betwist: de onderzoeksrechter is er van uitgegaan dat de Luxemburgse
wet Der Weduwe verbiedt, onder het bankgeheim vallende informatie ten overstaan
van de Belgische gerechtelijke instanties bekend te maken.
Het Groothertogdom is evenwel van mening dat de Luxemburgse wet zich er
niet tegen verzet dat iemand onder het bankgeheim vallende informatie bekendmaakt
wanneer hij wordt opgeroepen om voor de gerechtelijke instanties van een andere
lidstaat van de Europese Unie te verschijnen.
In deze omstandigheden acht de advocaat-generaal de door de Belgische rechter
gestelde vragen zuiver hypothetisch. Hij herinnert eraan dat het Hof volgens
vaste rechtspraak niet tot taak heeft adviezen over algemene of hypothetische
vragen te geven. Hij stelt het Hof dan ook voor, het verzoek van de onderzoeksrechter
bij de Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout niet- ontvankelijk te verklaren.
Deze persmededeling is beschikbaar in de volgende talen: Frans, Engels,
Duits, Spaans, Italiaans en Nederlands. De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina
van het Hof www.curia.eu.int .
heden vanaf ongeveer 15.00 uur. Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders
tel. (+ 352) 4303 3127 fax (+352) 4303 3656.