De vennootschap verzoekt het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen
twee bepalingen van deze verordening nietig te verklaren, op grond waarvan vissersvaartuigen
die in bepaalde zones vissen, voor de verschillende technieken van visvangst
met netten een minimummaaswijdte in acht moeten nemen.
De Commissie verzoekt het Gerecht het beroep niet-ontvankelijk te
verklaren. Volgens het EG-Verdrag kan .iedere natuurlijke of rechtspersoon (...)
beroep instellen tegen de tot hem gerichte beschikkingen, alsmede tegen beschikkingen
die, hoewel genomen in de vorm van een verordening, of van een beschikking gericht
tot een andere persoon, hem rechtstreeks en individueel raken.
Zij betwist niet dat Jégo-Quéré door de bestreden bepalingen
rechtstreeks wordt geraakt. Volgens de Commissie wordt Jégo-Quéré
echter niet individueel geraakt, aangezien de bepalingen inzake de maaswijdte
van de netten op alle marktdeelnemers die in de Keltische Zee vissen van toepassing
zijn en dus niet specifiek op deze marktdeelnemer.
Op basis van de tot nu toe in de rechtspraak van de gemeenschapsrechter
gehanteerde criteria zou het Gerecht moeten vaststellen dat verzoekster niet
kan worden geacht individueel te worden geraakt in de zin van het EG-Verdrag,
en zou het beroep bijgevolg niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Volgens de huidige rechtspraak kan een particulier immers slechts tegen een
handeling van algemene strekking opkomen, indien deze handeling hem raakt uit
hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie welke
hem ten opzichte van ieder ander karakteriseert.
Het Gerecht stelt vast dat deze rechtspraak ertoe leidt dat vele particulieren
elke mogelijkheid wordt ontnomen om nietigverklaring te vorderen van bepalingen
van algemene strekking die hun rechtspositie rechtstreeks aantasten.
Het Gerecht is dienaangaande van oordeel dat de andere mogelijke rechtswegen
niet adequaat zijn om de onwettigheid van een gemeenschapshandeling vast te
stellen.
Het is immers onaanvaardbaar dat, ingeval er geen nationale uitvoeringsmaatregelen
zijn die als grondslag kunnen dienen om bij de nationale rechterlijke instanties
beroep in te stellen, een particulier zich genoopt ziet willens en wetens de
gemeenschapsbepalingen te schenden om toegang tot de nationale rechter te verkrijgen
en om in voorkomend geval een prejudiciële verwijzing naar het Hof van
Justitie van de Europese Gemeenschappen te bekomen.
Ook het beroep tot schadevergoeding, gericht op vergoeding van de door de Gemeenschap
veroorzaakte schade, stelt de gemeenschapsrechter, gelet op de voorwaarden waaraan
moet worden voldaan, niet in staat om de hem opgedragen wettigheidstoetsing
in volle omvang te verrichten.
Het Gerecht herinnert eraan dat volgens het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen de toegang tot de rechter één van de bestanddelen is
van een rechtsgemeenschap en dat dit is gewaarborgd in de op het EG-Verdrag
gebaseerde rechtsorde, aangezien het Verdrag een volledig stelsel van rechtsmiddelen
en procedures in het leven heeft geroepen, waarbij het Hof van Justitie het
toezicht op de wettigheid van de handelingen van de instellingen is opgedragen.
Het Hof baseert het recht op een effectief beroep bij een bevoegde rechter op
de constitutionele tradities welke de lidstaten gemeen hebben en op het
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden. Bovendien is dit recht bevestigd in artikel 47 van het Handvest
van de grondrechten van de Europese Unie, afgekondigd op 7 december
2000 te Nice.
Het Gerecht oordeelt bijgevolg dat om een effectieve rechtsbescherming van
particulieren te verzekeren, een natuurlijke of rechtspersoon moet worden geacht
door een hem rechtstreeks rakende gemeenschapsbepaling van algemene strekking
individueel te worden geraakt, wanneer de betrokken bepaling zijn
rechtspositie zeker en actueel aantast, door zijn rechten te beperken of hem
verplichtingen op te leggen. Het aantal en de positie van andere personen
die eveneens door de bepaling worden geraakt of kunnen worden geraakt, zijn
dienaangaande irrelevant.
In casu worden de vennootschap Jégo-Quéré door de bestreden bepalingen inderdaad verplichtingen opgelegd, waardoor zij wordt gedwongen voor haar visserijactiviteiten netten met een vastgestelde maaswijdte te gebruiken.
Jégo-Quéré wordt door de bestreden bepalingen dus individueel
en rechtstreeks geraakt. Derhalve moet de door de Commissie opgeworpen exceptie
van niet-ontvankelijkheid worden verworpen en de voortzetting van de procedure
worden gelast.
N.B.: bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen kan binnen
twee maanden na de betekening een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening
tegen de beslissing van het Gerecht worden ingesteld.
Gerecht van eerste aanleg niet bindt. Deze persmededeling is beschikbaar in alle talen. De volledige tekst van het arrest is te vinden op de Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders |