De Beweging tegen Rassenhaat, Antisemitisme en Xenofobie (BRAX) heeft de Belgische
Raad van State verzocht om nietigverklaring van een omzendbrief van de minister
van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie van 1997 betreffende het
verkrijgen van een visum met het oog op het sluiten van een huwelijk in België
of van een visum gezinshereniging op basis van een in het buitenland gesloten
huwelijk.
Volgens BRAX is deze omzendbrief onverenigbaar met de gemeenschapsrichtlijnen
inzake verplaatsing en verblijf binnen de Gemeenschap.
De Belgische Raad van State heeft het Hof van Justitie verzocht om een prejudiciële
beslissing over de vraag of een lidstaat jegens onderdanen van derde landen
die gehuwd zijn met burgers van de Gemeenschap, de volgende maatregelen
kan nemen:
.
de terugwijzing aan de grens wanneer zij zonder geldig
identiteitsbewijs en, in voorkomend geval, zonder visum het land trachten binnen
te komen;
.
de weigering om een verblijfsvergunning af te geven
en de verwijdering van het grondgebied wanneer zij zich in een onregelmatige
situatie bevinden:
.
wanneer zij het land onregelmatig zijn binnengekomen;
.
wanneer zij regelmatig zijn binnengekomen, maar pas
na het verlopen van hun visum een verblijfsvergunning hebben aangevraagd.
De Raad van State wenst ook te vernemen of de buitenlandse echtgenoten van gemeenschapsonderdanen
de door het gemeenschapsrecht geboden procedurele waarborgen genieten wanneer
hun een verblijfsvergunning wordt geweigerd of wanneer zij van hetgrondgebied
worden verwijderd omdat zij geen identiteitsbewijs of visum bezitten of omdat
hun visum is verlopen.
Het Hof spreekt zich in dit arrest uit over situaties die een aanknopingspunt
hebben met het vrije verkeer. Dit arrest heeft betrekking op de rechten
van onderdanen van derde landen om een lidstaat binnen te komen en een
verblijfsvergunning te krijgen, voorzover zij gehuwd zijn met burgers van
de Gemeenschap die gebruikmaken van de rechten inzake het vrije verkeer van
werknemers, de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten.
De gemeenschapsregeling betreffende het vrije verkeer van werknemers, het vrij
verrichten van diensten en de vrijheid van vestiging kan immers niet worden
toegepast op de situatie van personen die nooit gebruik hebben gemaakt van deze
vrijheden.
Uitzonderingen op het beginsel van vrij verkeer kunnen slechts worden vastgesteld
om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid.
.
Het recht om vreemdelingen aan de grens terug te
wijzen
Het Hof herinnert om te beginnen aan het belang dat de gemeenschapswetgever
heeft toegekend aan de bescherming van het gezinsleven van burgers van de Gemeenschap,
om de belemmeringen van de uitoefening van de door het Verdrag gewaarborgde
fundamentele vrijheden op te heffen.
Volgens de gemeenschapsregeling kunnen de lidstaten evenwel een inreisvisum
voorschrijven voor gezinsleden van burgers van de Gemeenschap die niet de nationaliteit
van een van de lidstaten bezitten. Bij ontbreken van een geldig visum of identiteitsbewijs
is de terugwijzing aan de grens niet uitgesloten.
Het Hof beklemtoont evenwel dat in de toepasselijke richtlijnen is gepreciseerd
dat "de lidstaten aan deze personen alle faciliteiten verlenen om de door
hen benodigde visa te verkrijgen". Dit betekent dat het visum zo spoedig
mogelijk en, voorzover mogelijk, op de plaats van binnenkomst op het nationale
grondgebied moet worden afgegeven.
In elk geval staat de terugwijziging aan de grens niet in een juiste verhouding
tot de gepleegde inbreuk en is zij dus verboden indien de onderdaan van een
derde land die met een burger van de Gemeenschap gehuwd is, het bewijs kan leveren
van zijn identiteit en van zijn huwelijk en geen gevaar is voor de openbare
orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
.
Het recht om een verblijfsvergunning te weigeren
aan de onderdaan van een derde land die is gehuwd met een gemeenschapsonderdaan
en zich in een onwettige situatie bevindt
Het Hof is van oordeel dat onderdanen van derde landen die gehuwd zijn met
burgers van de Gemeenschap, hun verblijfsrecht rechtstreeks ontlenen aan het
gemeenschapsrecht, ongeacht of door een lidstaat een verblijfsvergunning is
afgegeven. De afgifte van een verblijfsvergunning is bedoeld tot vaststelling
van de individuele positie van de betrokkene ten opzichte van het gemeenschapsrecht.
Het Hof herinnert er evenwel aan dat een lidstaat de afgifte van de verblijfsvergunning
afhankelijk kan stellen van de overlegging van het document waarmee de betrokkene
het land is binnengekomen. De bevoegde nationale instanties kunnen sanctiemaatregelen
nemen wegens de niet-eerbiediging van de regels inzake het toezicht op vreemdelingen,
op voorwaarde dat deze maatregelen in een juiste verhouding staan tot de gepleegde
inbreuk. Een lidstaat kan ook om redenen van openbare orde, openbare veiligheid
of volksgezondheid maatregelen nemen die afwijken van het beginsel van het vrije
verkeer, maar kan zich hierbij uitsluitend baseren op het persoonlijke gedrag
van de betrokkene.
Een weigering om een verblijfsvergunning af te geven of een verwijdering
van het grondgebied die uitsluitend berust op de niet-vervulling van wettelijke
formaliteiten inzakehet toezicht op vreemdelingen -zoals de binnenkomst
in een lidstaat zonder visum- staat daarentegen niet in een juiste verhouding
tot de gepleegde inbreuk en is dus in strijd met het gemeenschapsrecht wanneer
de betrokkene zijn identiteit kan bewijzen en kan aantonen dat hij gehuwd is
met een gemeenschapsonderdaan.
Wat de aanvraag van een verblijfsvergunning betreft nadat het visum verlopen
is, is het Hof van oordeel dat het gemeenschapsrecht voor de afgifte van een
verblijfsvergunning niet als voorwaarde stelt dat het visum nog geldig is. Verder
staat de verwijdering van het grondgebied op de enkele grond dat het visum
verlopen is, duidelijk niet in een juiste verhouding tot de zwaarte van
de inbreuk op de nationale bepalingen inzake het toezicht op vreemdelingen.
.
Procedurele waarborgen
Het gemeenschapsrecht voorziet in een minimale procedurele waarborg
voor de personen op wie het beginsel van vrij verkeer van toepassing is en voor
hun echtgenoten wier verzoek om een verblijfsvergunning wordt afgewezen of die
vóór de afgifte ervan van het grondgebied verwijderd worden. (Deze
waarborg houdt in dat de betrokkene deze besluiten door de bevoegde instantie
kan laten toetsen en persoonlijk zijn verweermiddelen voor deze instantie kan
voordragen.) Het Hof herinnert eraan dat deze waarborg een aanvulling is op
de regeling inzake beroepen bij de rechter. Het beginsel dat het besluit door
de rechter moet kunnen worden getoetst, vloeit voort uit de gemeenschappelijke
constitutionele tradities van de lidstaten en is verankerd in het Europees Verdrag
tot bescherming van de rechten van de mens.
Het Hof is dan ook van oordeel dat de buitenlandse echtgenoot van een onderdaan
van een lidstaat de minimale procedurele waarborgen van het gemeenschapsrecht
geniet. Zou de betrokkene dit recht worden ontzegd wanneer hij geen geldig
identiteitsbewijs of visum heeft, dan zouden deze waarborgen hun nuttige werking
verliezen.
Deze persmededeling is beschikbaar in de volgende talen: Frans, Duits, Engels, Spaans, Italiaans en Nederlands. De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina van het Hof www.curia.eu.int . heden vanaf ongeveer 15.00 uur. Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders tel (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656. Beelden van de uitspraak zijn beschikbaar op Europe by Satellite Europese Commissie, Dienst Pers en Communicatie, L - 2920 Luxemburg, tel: (352) 43 01 35177, fax (352) 4301 35249, of B-1049 Brussel, tel. (32) 2 2964106, fax (32) 2 2965956 of (32) 2 2301280 |