Afdeling Pers en Voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ N° 32/03

10 april 2003

Arrest van het Hof in de zaak C-305/00

Christian Schulin/Saatgut-Treuhandverwaltungsgesellschaft mbH

DE HOUDER VAN EEN COMMUNAUTAIR KWEKERSRECHT KAN INFORMATIE VERLANGEN VAN EEN LANDBOUWER WANNEER HIJ OVER EEN AANWIJZING BESCHIKT DAT DEZE HET “LANDBOUWERSVOORRECHT” HEEFT UITGEOEFEND


Het feit dat een landbouwer zaaigoed van de houder heeft gekocht kan als een dergelijke aanwijzing worden aangemerkt.

Een verordening uit 1994 geeft een enkele en uitsluitende communautaire beschermingsregeling voor kweekproducten. Recht op communautaire bescherming heeft degene die het ras heeft gekweekt of ontdekt en ontwikkeld. De verordening voorziet in een afwijking van het algemene beginsel van bescherming van de rechten van de houder, het zogenoemde “landbouwersvoorrecht”. Landbouwers mogen zonder toestemming van de houder het uit een beschermd ras verkregen oogstproduct op hun bedrijf gebruiken. Deze uitzondering is gemaakt in het algemeen belang van de bescherming van de landbouwproductie.

Een verordening uit 1995 omschrijft de voorwaarden voor toepassing van deze afwijking en bepaalt dat de landbouwers die van deze mogelijkheid gebruik maken, aan de houder van het kwekersrecht een vergoeding moeten betalen. Deze verordening regelt voorts de informatieplicht van de landbouwer om aan de houder bepaalde informatie te verstrekken.

C. Schulin, een Duitse landbouwer, heeft geweigerd Saatgut-Treuhandverwaltungsgesellschaft mbH (Duitse maatschappij voor het beheer van zaaigoed, die door de houders gemachtigd is hun rechten op vergoeding geldend te maken) in te lichten en haar te laten weten of hij gedurende het kweekseizoen 1997/1998 gebruik heeft gemaakt van het landbouwersvoorrecht.
                                    
Hij is door het Landesgericht Frankfurt am Main veroordeeld tot het verstrekken van de verlangde informatie. Het Oberlandesgericht Frankfurt am Main, als hoogste instantie, heeft het Hof van Justitie gevraagd of de houder van een communautair kwekersrecht van iedere willekeurige landbouwer _ zelfs wanneer er geen enkele aanwijzing bestaat dat de landbouwer het plantenras op zijn bedrijf heeft gebruikt _ informatie mag verlangen om van hem betaling te kunnen eisen van de vergoeding die hij voor de uitoefening van dit voorrecht verschuldigd is.


Het Hof stelt om te beginnen vast dat uit de relevante bepalingen van de verordening van 1994, alsmede uit de opzet daarvan, volgt dat zij niet op iedere landbouwer doelen. Het stelt voorts vast dat een uitlegging van deze verordening volgens welke alle landbouwers, op grond van het loutere feit dat zij tot die beroepsgroep behoren, zelfs degenen die nooit het teeltmateriaal van een beschermd plantenras hebben aangeplant, op verzoek aan de houders alle relevante informatie moeten verstrekken, onevenredig is aan het doel van bescherming van de rechtmatige belangen van de kweker en van de landbouwer.

Gelet echter enerzijds op de moeilijkheid voor de houder om zijn recht op informatie geldend te maken (in de praktijk kan aan de hand van het onderzoek van een plant niet worden aangetoond of deze door het gebruik van het oogstproduct of door de aanschaf van zaad is verkregen), en anderzijds op de verplichting om de rechtmatige belangen van de kweker en van de landbouwer te beschermen, moet de houder, zodra hij over een aanwijzing beschikt dat een landbouwer het “landbouwersvoorrecht” heeft uitgeoefend, van die landbouwer informatie kunnen verlangen.

Het Hof stelt vast dat het feit dat de landbouwer zaaigoed van de houder heeft gekocht als een dergelijke aanwijzing moet worden aangemerkt.


Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.

Deze persmededeling is beschikbaar in het Frans, Engels, Duits, Spaans, Italiaans en Nederlands.

De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina van het Hof
www.curia.eu.int  heden vanaf ongeveer 15.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders
tel (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656.