K.B., een Brits onderdaan, heeft twintig jaar gewerkt voor de National Health Service
(NHS) en heel die tijd bijdragen betaald voor het pensioenstelsel van NHS. Dit
stelsel voorziet in de toekenning van een overlevingspensioen aan de echtgenoot. Onder echtgenoot
wordt verstaan de persoon waarmee de sociaalverzekerde in de echt verbonden is geweest.
Deze werkneemster wenst dat haar levensgezel R., die een operatie van geslachtsverandering van
vrouw naar man heeft ondergaan, te gelegener tijd in aanmerking komt voor een
overlevingspensioen. De Britse wet belet een transseksueel evenwel om te huwen overeenkomstig zijn
nieuw geslacht.
K.B heeft bij het Britse gerecht beroep ingesteld omdat zij zich met betrekking
tot haar beloning gediscrimineerd acht op grond van geslacht, doordat NHS weigert te
gelegener tijd een overlevingspensioen uit te betalen aan haar levensgezel. De Court of
Appeal stelt het Hof van Justitie een vraag over deze aangelegenheid.
Het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers is bekrachtigd door
het gemeenschapsrecht. Het begrip beloning slaat ook op overlevingspensioenen.
Voorts heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat een ontslag op grond van
de transseksuele geaardheid van de werknemer in strijd is met het verbod van
discriminatie op grond van het geslacht.
Advocaat-generaal Ruiz-Jarabo neemt vandaag conclusie in deze zaak.
De conclusie van de advocaat-generaal bindt het Hof niet. De advocaten-generaal hebben tot
taak het Hof in volledige onafhankelijkheid een juridische oplossing te bieden voor het
concrete geschil.
Advocaat-generaal Ruiz-Jarabo onderzoekt op basis van de rechtspraak van het Hof van Justitie
of de weigering om een transseksueel een overlevingspensioen toe te kennen in strijd
is met het beginsel van gelijke beloning.
Volgens hem vereist dit beginsel niet dat een voordeel zoals een overlevingspensioen wordt
toegekend aan de niet gehuwde levensgezel van een werkneemster. De omstandigheid dat deze
persoon een transseksueel is, is niet doorslaggevend, aangezien het resultaat hetzelfde zou zijn
in andere situaties van beletsels voor een geldig huwelijk zoals handelingsonbekwaamdheid of bloedverwantschap
De advocaat-generaal acht het niettemin aangewezen na te gaan of een nationale wet
die, doordat deze geen huwelijk tussen transseksuelen toestaat, hun de toegang tot een
overlevingspensioen ontzegt, verenigbaar is met de algemene beginselen van het gemeenschapsrecht.
In die zin stelt Ruiz-Jarabo vast dat de onmogelijkheid om een huwelijk aan
te gaan in strijd is met de algemene beginselen van het gemeenschapsrecht. Het
recht van transseksuelen om een huwelijk aan te gaan met personen van hetzelfde
biologische geslacht maakt deel uit van de rechtsorde in de meeste lidstaten van
de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de rechten van de mens
.
Hoewel het de lidstaten vrij staat de huwelijksvereisten wettelijk te regelen, zijn zij
niet vrij om het huwelijk te onderwerpen aan enige voorwaarde die in strijd
is met de fundamentele rechten, indien een door het Verdrag beschermd economisch recht
(het overlevingspensioen) daarvan afhankelijk is. Bijgevolg verzet het gemeenschapsrecht zich tegen de onmogelijkheid
voor transseksuelen om te huwen wanneer hun hierdoor het recht op een overlevingspensioen
wordt ontzegd.
De advocaat-generaal wil op deze wijze de volle werking van het verbod van
discriminatie op grond van geslacht garanderen en verzoekt de nationale rechter dan ook,
de technische problemen bij de uitvoering van dit beginsel te boven te komen
totdat het Verenigd Koninkrijk de nodige bepalingen vaststelt om het huwelijk tussen transseksuelen
te vergemakkelijken.
Opmerking: De rechters van het Hof zullen zich thans over deze zaak gaan
beraden. Het arrest zal op een latere datum worden gewezen.
De volledige tekst van de conclusie is te vinden op de internetpagina van het Hof (www.curia.eu.int ) heden vanaf ongeveer 15.00 uur Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders tel. (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656 |
De House of Lords heeft reeds gewezen op de onverenigbaarheid van het
Britse recht met het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en
heeft de Britse regering aangemaand de nodige maatregelen te treffen om dit probleem
op te lossen.