Afdeling Pers en Voorlichting

                            

PERSCOMMUNIQUÉ N°. 52/03

17 juni 2003

Conclusie van advocaat-generaal Philippe Léger in zaak C-453/00

Kühne & Heitz NV/Productschap voor Pluimvee en Eieren

EEN NATIONALE OVERHEID KAN EEN VERZOEK OM BETALING DAT IS GEBASEERD OP EEN UITLEGGING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT IN EEN ARREST VAN HET HOF VAN JUSTITIE, NIET AFWIJZEN OP DE ENKELE GROND DAT DIT VERZOEK STREKT TOT BETWISTING VAN EEN EERDERE BESCHIKKING

Volgens de advocaat-generaal kan, op grond van de beginselen van rechtstreekse werking en voorrang van het gemeenschapsrecht en op basis van sommige bepalingen van het EG- Verdrag, een nationale regel betreffende de eerbiediging van definitief geworden rechterlijke beslissingen niet aan een particulier worden tegengeworpen ter afwijzing van een op het gemeenschapsrecht gebaseerd verzoek dat zou strekken tot betwisting van een beschikking die door de rechter in stand is gelaten en dus definitief is geworden.


Bij een verordening van de Raad van 19751 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee, is een stelsel ingevoerd waarbij aan producenten die naar derde landen uitvoeren, bepaalde bedragen worden betaald die ook wel "restituties" worden genoemd. De hoogte hiervan varieert naar gelang van de douanetariefindeling van de uitgevoerde producten; de restitutie is bedoeld om het verschil te overbruggen tussen de in het algemeen hoge prijs binnen de Europese Gemeenschap en de lagere prijs die op de wereldmarkt geldt.

In de periode van december 1986 tot en met december 1987 heeft de te Nederland gevestigde vennootschap Kühne & Heitz meermalen aangifte ten uitvoer van pluimveedelen gedaan. Het Productschap voor Pluimvee en Eieren heeft de aangevraagde uitvoerrestituties aanvankelijk toegekend, doch deze vervolgens teruggevorderd omdat bij de uitvoer van de pluimveeproducten zou zijn uitgegaan van een onjuiste tariefindeling.

Het beroep dat Kühne & Heitz, ter betwisting van de gevorderde terugbetaling, tegen deze beschikking heeft ingesteld, is door het College van Beroep voor het bedrijfsleven in 1991 verworpen op grond van dezelfde beoordeling als die van het Productschap. In een arrest van 5 oktober 1994, Voogd2, heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen aan de douanenomenclatuur evenwel de uitlegging gegeven die door Kühne & Heitz is verdedigd.


Met een beroep op dit arrest heeft Kühne & Heitz in december 1994 een verzoek bij het Productschap ingediend. Dit verzoek is afgewezen omdat het strekte tot betwisting van een eerdere beschikking die (door het College van Beroep in stand gelaten en daarmee) definitief was geworden. Kühne & Heitz heeft daarop het College van Beroep om vernietiging van deze afwijzende beschikking, verzocht en daarbij herziening van de betrokken tariefindeling van de goederen en terugbetaling van de van haar teruggevorderde restituties gevorderd.

Deze rechter heeft het Hof van Justitie de vraag gesteld of een nationale beschikking die definitief is geworden, volgens het gemeenschapsrecht moet worden herzien en eventueel ingetrokken door het bestuursorgaan waarvan het afkomstig is, wanneer deze beschikking in strijd blijkt te zijn met een later door het Hof van Justitie gewezen arrest.

Advocaat-generaal Philippe Léger neemt heden conclusie in deze zaak.

De mening van de advocaat-generaal bindt het Hof niet. De advocaten-generaal hebben tot taak het Hof in volledige onafhankelijkheid een juridische oplossing te bieden voor het concrete geschil.  

De vraag van de verwijzende rechter komt er volgens de advocaat-generaal op neer, of het gemeenschapsrecht zich ertegen verzet dat een nationaal bestuursorgaan een op het gemeenschapsrecht gebaseerd verzoek om betaling afwijst op grond dat dit verzoek strekt tot betwisting van een eerdere, definitief geworden beschikking, wanneer deze definitieve beschikking berust op een uitlegging van het gemeenschapsrecht die door het Hof in een nadien gewezen prejudicieel arrest is ontkracht. In casu is de beschikking definitief geworden nadat het daartegen ingestelde beroep was verworpen bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan.

De advocaat-generaal herinnert om te beginnen aan de vaste rechtspraak, dat prejudiciële uitleggingsarresten in beginsel terugwerkende kracht hebben tot de datum van inwerkingtreding van het uitgelegde voorschrift - hetgeen een uniforme toepassing van het gemeenschapsrecht in alle lidstaten en de volle werking daarvan garandeert. Alleen het Hof kan in uitzonderlijke gevallen besluiten de terugwerkende kracht van de door hem gegeven uitlegging in de tijd te beperken. Het Hof heeft het echter niet nodig geacht de werking in de tijd van het arrest Voogd, waarop in casu een beroep wordt gedaan, te beperken. Het Productschap had dit arrest derhalve bij de beoordeling van het verzoek om betaling van Kühne & Heitz moeten betrekken.

In de lijn van de rechtspraak van het Hof is de advocaat-generaal van mening, dat de beginselen van rechtstreekse werking en van voorrang van het gemeenschapsrecht alsmede sommige bepalingen van het EG-Verdrag zowel de nationale bestuursorganen als de nationale rechter ertoe verplichten elke nationale bepaling die de volle werking van het gemeenschapsrecht belemmert, zelfs wanneer zij grondwettelijk gezag heeft, buiten toepassing te laten. Dit is het geval ten aanzien van een nationale regel als die betreffende de eerbiediging van het gezag van gewijsde van rechterlijke beslissingen die onherroepelijk zijn geworden.

De advocaat-generaal concludeert hieruit, dat het gemeenschapsrecht zich ertegen verzet dat een nationale overheid een verzoek dat is gebaseerd op het gemeenschapsrecht, zoals dit recht door het Hof is uitgelegd in een prejudicieel arrest, afwijst op de enkele grond dat dit verzoek in strijd zou zijn met een nationale regel betreffende de eerbiediging van het gezag van gewijsde van onherroepelijk geworden rechterlijke beslissingen. Hij onderstreept dat het in behandeling nemen van een dergelijk verzoek door de overheid niet noodzakelijkerwijs tot intrekking van de eerdere beschikking of herziening van de betrokken rechtelijke uitspraak leidt.

NB. De rechters van Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen zullen zich thans over deze zaak gaan beraden. Het arrest zal op een latere datum worden gewezen.



Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.

Deze persmededeling is beschikbaar in het Frans, het Engels, het Duits, en het Nederlands.

De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina van het Hof
www.curia.eu.int . heden vanaf ongeveer 15.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders
tel (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656
 

1 -     Verordening nr. 2777/75 van 29 oktober 1975. 2 -     C-151/93 van 5 oktober 1994, Jurispr. blz. I-4915.