Afdeling Pers en Voorlichting
PERSCOMMUNIQUÉ Nr. 04/04
7 januari 2004
Arrest van het Hof in zaak C117/01
K.B./National Health Service Pensions Agency en Secretary of State for Health
NATIONALE WETGEVING DIE DE NIEUWE SEKSUELE IDENTITEIT VAN TRANSSEKSUELEN NIET ERKENT EN HEN
DAARDOOR BELET OM TE HUWEN, IS IN STRIJD MET HET GEMEENSCHAPSRECHT, WANNEER ZIJ
TOT GEVOLG HEEFT DAT HUN GEEN OVERLEVINGSPENSIOEN KAN WORDEN BETAALD
Dat bepaalde voordelen aan gehuwde paren worden voorbehouden, vormt op zich geen discriminatie
op grond van geslacht. Er bestaat echter een ongelijke behandeling, wanneer een persoon
in strijd met de mensenrechten wordt verhinderd om te voldoen aan een absolute
voorwaarde voor de toekenning van een door het gemeenschapsrecht beschermd voordeel.
K.B. woont sinds verschillende jaren samen met haar partner R., die door een
medische ingreep tot geslachtsverandering een man is geworden. K.B. verlangt dat R. een
weduwnaarspensioen zal kunnen ontvangen. De wetgeving in het Verenigd Koninkrijk staat er echter
aan in de weg dat een transseksueel overeenkomstig zijn nieuwe seksuele identiteit in
het huwelijk treedt, aangezien de geboorteakte, waarin het oorspronkelijke geslacht is vermeld, niet
kan worden gewijzigd, en de wet huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht verbiedt.
K.B. en R. konden dus, tegen hun wil, niet met elkaar huwen, en
R. zal derhalve geen overlevingspensioen kunnen ontvangen.
K.B. heeft voor de Britse rechterlijke instanties beroep ingesteld, wegens discriminatie op grond
van geslacht ten aanzien van de beloning. Volgens haar moet het begrip "weduwnaar"
aldus worden uitgelegd, dat het ook betrekking heeft op de langstlevende partner die
zijn seksuele identiteit aan een medische ingreep ontleent. De Court of Appeal heeft
het Hof van Justitie hierover een vraag gesteld.
Het Hof merkt om te beginnen op, dat een op grond van een
beroepsstelsel van sociale zekerheid betaald overlevingspensioen, binnen de werkingssfeer van de verdragsbepalingen inzake
gelijke beloning valt.
Het Hof stelt vast dat de beslissing om bepaalde voordelen aan gehuwde paren
voor te behouden, en dus nooit aan ongehuwde samenwoners toe te kennen, op
zich niet als een bij gemeenschapsrecht verboden discriminatie op grond van geslacht kan
worden aangemerkt. Bij de toekenning van het overlevingspensioen doet het er immers niet
toe of de aanvrager een man of een vrouw is.
Het Hof oordeelt niettemin dat er een ongelijke behandeling bestaat, die weliswaar niet
rechtstreeks afbreuk doet aan het genot van een door het gemeenschapsrecht beschermd recht,
maar wel één van de voorwaarden voor de toekenning ervan ongunstig beïnvloedt. Deze
ongelijke behandeling betreft in casu een absolute voorwaarde voor de toekenning van een
weduwnaarspensioen, namelijk de mogelijkheid om te huwen. Een paar zoals K.B. en R.
kan namelijk onmogelijk voldoen aan het huwelijksvereiste, anders dan de heteroseksuele paren waarin
beide partners hun seksuele identiteit niet aan een ingreep tot geslachtsverandering ontlenen, en
dus met elkaar kunnen huwen. Deze onmogelijkheid is te wijten aan de Engelse
regelgeving betreffende het huwelijk en de geboorteakten.
Het Hof oordeelt dus, onder verwijzing naar de rechtspraak van het Europees Hof
voor de Rechten van de Mens volgens welke de onmogelijkheid voor een transseksueel
om overeenkomstig zijn nieuwe seksuele identiteit te huwen, in strijd is met het
recht te huwen als bedoeld in artikel 12 van het EVRM1, dat de betrokken
wetgeving in beginsel in strijd is met het gemeenschapsrecht.
Aangezien het echter aan de lidstaten staat te bepalen onder welke voorwaarden de
geslachtsverandering rechtens wordt erkend, is het volgens het Hof de nationale rechter die
moet onderzoeken of een persoon in de situatie van K.B. met een beroep
op het gemeenschapsrecht zijn partner in aanmerking kan laten komen voor een overlevingspensioen.
Beschikbare talen: DA, DE, EN, FR, NL, SV De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de internetpagina van het Hof (www.curia.eu.int ) vanaf ongeveer 12.00 uur CET. Voor nadere informatie wende men zich tot mevr. Gitte Stadler. Tel: (352) 4303 3127 Fax: (352) 4303 3656 |