Afdeling Pers en Voorlichting

PERSCOMMUNIQUÉ nr. 07/04

13 januari 2004

Arrest van het Hof in zaak C-453/00

Kühne & Heitz NV / Productschap voor Pluimvee en Eieren

EEN BESTUURSORGAAN KAN VERPLICHT ZIJN, DEFINITIEF GEWORDEN BESLUITEN OPNIEUW TE ONDERZOEKEN INDIEN UIT LATERE ARRESTEN VAN HET HOF BLIJKT, DAT DIE BESLUITEN WAREN GEBASEERD OP EEN ONJUISTE UITLEGGING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT

Het bestuursorgaan zal moeten beslissen, in hoeverre het zijn besluit moet herzien zonder de belangen van derden te schaden.


Bij een verordening van de Raad van 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee, is een stelsel ingevoerd waarbij aan producenten die naar derde landen uitvoeren, bepaalde bedragen worden betaald die ook wel "restituties" worden genoemd. De hoogte hiervan varieert naar gelang van de douanetariefindeling van de uitgevoerde producten; de restitutie is bedoeld om het verschil te overbruggen tussen de in het algemeen hoge prijs binnen de Europese Gemeenschap en de lagere prijs die op de wereldmarkt geldt.

In de periode december 1986 tot en met december 1987 heeft de vennootschap Kühne & Heitz, gevestigd in Nederland, meerdere aangiften gedaan voor exporten van hoeveelheden pluimveedelen. Aanvankelijk heeft het Productschap voor Pluimvee en Eieren de gevraagde exportrestituties toegekend, maar vervolgens heeft het een deel van de betaalde bedragen teruggevorderd met de verklaring, dat voor de waar een onjuiste tariefindeling was opgegeven.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in 1991 het beroep van Kühne & Heitz tegen de terugvordering verworpen, waartoe het zich baseerde op hetzelfde oordeel als het Productschap. Deze rechterlijke instantie, waarvan de uitspraken niet vatbaar zijn voor hoger beroep, heeft het Hof evenwel niet verzocht om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de douanenomenclatuur. In het arrest Voogd van 5 oktober 1994 heeft het Hof van Justitie in een andere zaak aan de douanenomenclatuur de door Kühne & Heitz voorgestane uitlegging gegeven.

Met een beroep op dit arrest van het Hof heeft Kühne & Heitz het Productschap in december 1994 verzocht om betaling van de bedragen waarop zij recht meende te hebben. Het Productschap heeft deze verzoeken afgewezen, welke afwijzing het, op bezwaar, heeft gehandhaafd. Tegen dit laatste besluit heeft Kühne & Heitz beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, strekkende tot heronderzoek van de tariefindeling van de betrokken waar en, bijgevolg, betaling van de teruggevorderde restituties.

Daarop heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven het Hof de vraag voorgelegd, of het gemeenschapsrecht meebrengt dat een bestuursorgaan een besluit dat definitief is geworden opnieuw moet onderzoeken - en in voorkomend geval moet intrekken - wanneer blijkt dat het in strijd is met een later arrest van het Hof van Justitie. Het College heeft daarbij aangetekend, dat naar Nederlands recht een bestuursorgaan, mits belangen van derden niet worden geschaad, altijd kan terugkomen op een definitief geworden besluit.

Het Hof merkt om te beginnen op, dat de rechtszekerheid tot de in het gemeenschapsrecht erkende algemene beginselen behoort. Bijgevolg vereist dit recht niet dat een bestuursorgaan in beginsel moet terugkomen op een besluit dat definitief is geworden na het verstrijken van redelijke beroepstermijnen of na uitputting van alle rechtsmiddelen.

Vervolgens zet het Hof de omstandigheden van het concrete geval uiteen. In de eerste plaats biedt het Nederlandse recht het bestuursorgaan de mogelijkheid, terug te komen op zijn definitief geworden besluit. In de tweede plaats is dit laatste pas definitief geworden ten gevolge van een uitspraak van een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen niet vatbaar zijn voor beroep in rechte. In de derde plaats was die uitspraak gebaseerd op een uitlegging van het gemeenschapsrecht die, gelet op een later arrest van het Hof, onjuist was en was gegeven zonder dat dit laatste was verzocht om een prejudiciële beslissing. In de vierde plaats heeft de belanghebbende zich tot het bestuursorgaan gewend onmiddellijk na kennis te hebben genomen van het arrest van het Hof.

In die omstandigheden is het betrokken bestuursorgaan krachtens het gemeenschapsrecht gehouden, zijn besluit opnieuw te onderzoeken teneinde rekening te houden met de uitlegging die het Hof inmiddels heeft gegeven aan de relevante bepaling van gemeenschapsrecht. Aan de hand van de resultaten van dat heronderzoek zal dat orgaan moeten bepalen, in hoeverre het, zonder de belangen van derden te schaden, op het betrokken besluit dient terug te komen.

.



Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.


Beschikbare talen: DE, EN, FR, NL

De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina van het Hof (www.curia.eu.int ) heden vanaf 12.00 uur

Voor nadere informatie wende men zich tot mevr. Gitte Stadler.
Tel. (352) 4303 3127; fax: (352) 4303 3656.


 


Verordening nr. 2777/75 van 29 oktober 1975.

C-151/93 van 5 oktober 1994, Jurispr. blz. I-4915.