Afdeling Pers en Voorlichting
PERSCOMMUNIQUÉ NR. 34/04
29 april 2004
Conclusie van de advocaat-generaal in zaak C-304/02
Commissie van de Europese Gemeenschappen /Franse Republiek
ADVOCAAT-GENERAAL GEELHOED STELT VOOR DAT HET HOF VOOR DE EERSTE MAAL EEN LIDSTAAT
EEN SANCTIE IN DE VORM VAN EEN FORFAITAIRE SOM OPLEGT WEGENS VOORTDURENDE EN
STRUCTURELE SCHENDING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT
De advocaat-generaal stelt voor, Frankrijk een sanctie in de vorm van een forfaitair
bedrag van 115,5 miljoen EUR op te leggen wegens niet-nakoming van zijn verplichtingen
tot handhaving van visserijbepalingen gedurende een aantal jaren en Frankrijk te veroordelen tot
betaling van bijna 58 miljoen EUR voor iedere zes maanden dat de niet-nakoming
voortduurt.
De daaropvolgende elf jaar is de Commissie met Frankrijk in een langdurige dialoog
verwikkeld geweest over de inspanningen die Frankrijk leverde voor de handhaving van de
gemeenschapsvoorschriften. Na talloze inspecties door communautaire inspecteurs in verschillende Franse havens in deze
periode, was de Commissie er echter nog altijd niet van overtuigd dat Frankrijk
volledig aan zijn verplichtingen had voldaan. De Commissie heeft het Hof daarom verzocht,
te verklaren dat Frankrijk het arrest van het Hof uit 1991 niet heeft
uitgevoerd en Frankrijk te veroordelen tot betaling van 316 500 EUR per dag
vertraging bij de uitvoering van dat arrest vanaf de datum van uitspraak in
de onderhavige zaak.
De advocaat-generaal onderscheidt voor de vaststelling of Frankrijk het arrest van 1991 heeft
uitgevoerd twee perioden. In de eerste plaats tussen 1991 en 2000, toen de
termijn voor uitvoering van het met redenen omkleed advies van de Commissie verstreek,
en in de tweede plaats de huidige situatie, om te bepalen of Frankrijk
een dwangsom per dag moet betalen totdat het zijn verplichtingen nakomt.
Wat de eerste periode betreft, tussen 1991 en 2000, merkt de advocaat-generaal op
dat Frankrijk verschillende maatregelen heeft genomen om de controle op de naleving van
de gemeenschapsvoorschriften te verbeteren. Deze maatregelen kunnen echter alleen als effectief worden beschouwd,
wanneer zij in de praktijk resulteren in een situatie die overeenkomt met die
welke met die voorschriften wordt beoogd. De rapporten van de communautaire inspecteurs bevatten
talloze, steeds terugkerende aanwijzingen dat Frankrijk de naleving niet op efficiënte en doeltreffende
wijze heeft gecontroleerd en laten zien dat de inspanningen van Frankrijk om overtreders
te vervolgen, niet effectief waren. Deze rapporten getuigen volgens de advocaat-generaal van een
structurele situatie, die vele jaren heeft geduurd en bij het verstrijken van de
in het met redenen omkleed advies gestelde termijn nog steeds bestond. De advocaat-generaal
stelt het Hof dan ook voor, te verklaren dat bij het verstrijken van
die termijn Frankrijk het arrest van 1991 nog niet had uitgevoerd.
Wat de huidige situatie betreft, merkt de advocaat-generaal op dat de Commissie in
antwoord op vragen van het Hof heeft verklaard dat zij niet heeft kunnen
vaststellen dat de nieuwe controles een reëel effect hebben gesorteerd. Volgens de advocaat-generaal
kan niet overtuigend worden vastgesteld of Frankrijk thans de communautaire voorschriften naleeft.
Ook bij de beoordeling van de consequenties van de niet-nakoming door Frankrijk onderscheidt
de advocaat-generaal deze twee perioden.
Zijns inziens moet het Hof in verband met het gedrag van Frankrijk in
het verleden, tussen 1991 en 2000, de regels toepassen op grond waarvan het
de lidstaten een sanctie kan opleggen die niet alleen geschikt is om zo
snel mogelijk nakoming te verkrijgen maar ook preventieve werking heeft. Een dwangsom die
pas ingaat na het tweede arrest van het Hof zal de lidstaat er
niet toe brengen de niet-nakoming te beëindigen zodra deze door het Hof is
vastgesteld. Integendeel, de lidstaat kan zijn niet-nakoming van het gemeenschapsrecht voortzetten tot de
dag dat de sanctie wordt opgelegd, zodat het gemeenschapsrecht wordt ondermijnd. Gezien het
voortdurende, ernstige en structurele karakter van de niet-nakoming, stelt de advocaat-generaal voor dat
het Hof voor de eerste maal als sanctie een forfaitaire som van 115
522 500 EUR oplegt. De advocaat-generaal heeft daartoe de dwangsom per dag die
door de Commissie was voorgesteld, vermenigvuldigd met 365, om te komen tot het
over één jaar te betalen bedrag.
Wat een eventuele voortdurende niet-nakoming betreft, onderkent de advocaat-generaal dat de Commissie nadere
informatie nodig heeft om dit feit te kunnen constateren. Daar de controle- en
handhavingspraktijk niet met onmiddellijke ingang kan worden aangepast, is hij van mening dat
een dwangsom per dag niet op haar plaats is. Hij stelt daarom voor
de dwangsom op te leggen per zes maanden, daar deze periode voldoende is
om vast te stellen of er nog steeds sprake is van niet-nakoming. De
advocaat-generaal stelt voor, de door de Commissie voorgestelde dwangsom per dag te vermenigvuldigen
met 182,5, hetgeen een dwangsom van 57 761 250 EUR per zes maanden
oplevert.
NB: De mening van de advocaat-generaal is niet bindend voor het Hof. De
advocaat- generaal heeft tot taak het Hof in volkomen onafhankelijkheid een juridische oplossing
voor te stellen in de aanhangige zaak. De rechters van het Hof gaan
zich thans over deze zaak beraden. De uitspraak zal op een later tijdstip
worden gedaan.
Deze persmededeling is beschikbaar in alle talen. De volledige tekst van de conclusie is te vinden op de internetpagina van het Hof www.curia.eu.int heden vanaf ongeveer 12.00 uur. Voor nadere informatie kunt u zich wenden tot mevr. Gitte Stadler Tel. (00352) 4303-3127 Fax (00352) 4303-3656 |
Zaak C-64/88, Commissie/Frankrijk, Jurispr. blz. I-2727.